Duits faillissementsrecht

woensdag 10 december 2014 14:03

Op basis van een artikel in het Financieel Dagblad (download) over het Duits faillissementsrecht, heeft Anthos daarover informatie ingewonnen bij de heer Ton L.G.M. Heebing van Ross Advocaten. Hij meldt daarover het volgende:

Net als in Nederland bestaat ook in Duitsland het beginsel dat crediteuren in het zicht van betalingsonmacht (en eventueel later faillissement) op gelijkelijke en evenredige wijze dienen te worden benaderd. Met andere woorden: het benadelen van een of meer schuldeisers ten opzichte van het bevoordelen van andere schuldeisers is niet toegelaten. Het probleem is echter dat degene die daarop toeziet, pas achteraf in beeld komt, namelijk de curator op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken. Op dat moment gaat de curator na of er al vooruitlopend op het faillissement door de latere insolvente partij betalingen zijn verricht die andere crediteuren hebben benadeeld zodat het beginsel van de gelijkheid van de crediteuren (met een deftig woord paritas creditorum) is doorbroken. Dan heeft de curator in Duitsland (maar net als in Nederland) de mogelijkheid om die betaling aan te tasten en te vernietigen.

Indien in Duitsland sprake is van een geval van samenspanning tussen de latere insolvente partij en de crediteur, kan de curator inderdaad tot maximaal 10 jaar terug kijken maar moet dan wel bewijzen dat er sprake is van een opzet aan de kant van zowel de insolvente partij als van de crediteur.

Dit valt niet zo makkelijk te bewijzen en komt niet vaak voor.

Het is niet zo dat indien een rekening na de uiterste betalingstermijn na drie weken nog altijd niet voldaan is, er volgens de Duitse wet sprake is van een dreigend bankroet. De termijn van drie weken ziet op de verplichting van de bestuurder van een Duitse GmbH, een soort B.V., om binnen drie weken na vaststelling van betalingsonmacht aangifte te doen van het faillissement van de GmbH. Laat hij dat na, dan kan hij eventueel zelf aansprakelijk zijn voor het nadien aangaan van schulden namens de vennootschap. Dat is dus iets volstrekt anders dan de conclusie die uit het artikel in het Financieel Dagblad kan worden getrokken.

Eigenlijk is het dus niet goed mogelijk om voor te sorteren op een aanstaand faillissement van de Duitse debiteur. Natuurlijk bestaat altijd de mogelijkheid tot een akkoord met de schuldeisers (coulance dus), waarbij wellicht een deel van de vordering wordt ingeleverd of een uitstel van betaling wordt verleend. Nadien kan door de curator echter worden bepaald dat andere schuldeisers zijn benadeeld. Iedere overeenkomst of afspraak hierover wordt aan de hand van objectieve maatstaven door de curator beoordeeld en elke afspraak die de crediteur maakt met de Duitse debiteur is voor vernietiging vatbaar.

Gelet op het vorenstaande hoeft art. 4.7 van de verkoopvoorwaarden van Anthos geen aanpassing omdat niet vastgelegd is dat de koper verplicht is om vooruitbetalingen te doen of nadere zekerheden te stellen (hetgeen ook een doorbreking van de paritas creditorum kan opleveren), maar slechts aan de verkoper een recht verschaft, waarvan hij uiteraard geen gebruik behoeft te maken.

De heer Muller van Advocatenkantoor Murk Muller heeft een uitgebreid artikel over dit onderwerp geschreven dat u hier kunt downloaden. (link naar http://www.creditexpo.nl/artikel/faillissement-gmbh-betalingsregeling/)

Wij attenderen u er op dat u de kredietwaardigheid van afnemers kunt navragen bij het incassobureau van Anthos, mevrouw Ineke Moolenaar.

« Terug

Archief > 2014 > december

Sluiten