Procedure bij export van niet in NL geproduceerde bloembollen en boomkwekerijproducten naar derde landen

donderdag 02 april 2015 09:56

Op verzoek van Anthos heeft de NVWA onderstaande notitie opgesteld met daarin beschreven de werkwijze voor (re) export van plantaardige producten van niet Nederlandse origine (afkomstig uit een andere EU lidstaat danwel afkomstig uit een land buiten de EU) naar landen buiten de EU.

Om er niet pas op het moment van waarmerken van het fytosanitair certificaat mee geconfronteerd te worden dat niet aan de gestelde fytosanitaire eisen van het land van bestemming wordt voldaan, is het zaak om op voorhand goed in beeld te hebben welke eisen het land van bestemming stelt en te zorgen dat aan die eisen voldaan kan worden. De gevraagde waarborgen kunnen betrekking hebben op de teeltfase en op de exportkeuring (die in Nederland plaats vindt). Onderstaande notitie heeft vooral betrekking op de garanties die vanuit de teeltfase geboden moeten worden.

Anthos adviseert tevens om bij afnemers/importeurs altijd de import permit op te vragen. In de import permit kunnen aanvullende fytosanitaire eisen opgenomen zijn, of kan voorgeschreven worden dat er een bepaalde bijschrijving op het fytosanitair certificaat vermeld moet worden. Sowieso levert het feit dat er een import permit is afgegeven u de zekerheid op dat het product daadwerkelijk geïmporteerd mag worden in het land van bestemming.
Indien de eisen in de import permit afwijken van de landeneisen op de website van de NVWA dan dient u de import permit via de IVI procedure (zie onderstaand) voor te leggen aan de NVWA.

Procedure bij re-export van plantaardige producten van niet Nederlandse origine
De procedure voor exportcertificering en re-export is gebaseerd op de internationale standaard ISPM 12. Indien plantaardige producten in andere landen worden geteeld en naar Nederland komen voor verwerking, opslag en re-export naar derde landen, blijft fytosanitair gezien het land van teelt het land van oorsprong en niet Nederland. Dat betekent dat handelsbedrijven bij re-export van deze producten naar derde landen met onderstaande zaken rekening moeten houden:

  1. De fytosanitaire eisen bij re-export kunnen anders zijn dan de fytosanitaire eisen voor hetzelfde product dat in Nederland geteeld is. Bijvoorbeeld omdat de fytosanitaire situatie in het land van productie anders is dan die in ons land, of omdat er sprake is van bijzondere afspraken met een derde land die alleen van toepassing zijn voor in Nederland geteelde producten. 
  2. Een handelsbedrijf dient bij de betreffende importeur altijd na te gaan wat de eisen zijn voor producten die zijn geteeld in een ander land. De NVWA kan niet garanderen dat de landeneisen op de NVWA website altijd volledig actueel zijn. Dat geldt vooral bij die landen die werken op basis van invoervergunningen. In dat geval bieden de NVWA landeneisen een overzicht van de informatie zoals bekend bij de NVWA op basis van aangevraagde IVI’s. http://www.nvwa.nl/onderwerpen/meest-bezocht-a-z/dossier/export-planten-groenten-fruit-plantaardige-producten/uitzondering-op-invoerverboden-aanvragen-ivi. 
  3. De eisen zoals vermeld in de actuele invoervergunning zijn altijd leidend en gaan boven de informatie die in de landeneisen op de website van de NVWA staat vermeld. 
  4. Indien het derde land van eindbestemming alleen eisen stelt waarvoor garanties kunnen worden gegeven op basis van visuele exportinspectie of -toets in ons land, is geen aanvullende verklaring nodig uit het land van origine. 
  5. Indien het derde land van bestemming echter vraagt om een verklaring dat tijdens de groeifase bepaalde waarborgen gelden voor specifieke organismen (inspecties, bemonstering e.d.), dan moet deze verklaring vermeld staan op het Fytosanitair Certificaat uit het land van origine. Op verzoek van een exporteur kan de fytosanitaire autoriteit in het derde land van origine een certificaat afgeven met aanvullende verklaringen die voor import in de EU als zodanig niet nodig zijn, maar die wel nodig zijn voor re-export naar de uiteindelijke bestemming. 
  6. Bij re-export van materiaal uit een niet-EU-lidstaat wordt een re-export certificaat model 20 afgegeven met als bijlage een gewaarmerkte kopie van het fytosanitaire certificaat uit het land van origine. 
  7. Het fytosanitaire certificaat uit een derde land dient te voldoen aan de EU-richtlijnen. Met de afgifte van een fytosanitair certificaat verklaard de Plantenziektenkundige Dienst van het land van oorsprong onder andere aan dat de teeltplaats vrij is van AM en Clavibacter. 

Geen model 20 bij re-export van bloembollen origine andere EU lidstaat
Bij export vanuit Nederland van plantaardige producten afkomstig uit een andere EU lidstaat gelden dezelfde uitgangspunten als hierboven vermeld. Echter, EU-lidstaten verstrekken onderling geen fytosanitaire certificaten. Voor het verstrekken van fytosanitaire informatie over partijen planten die gegroeid zijn in de ene lidstaat en geëxporteerd worden vanuit een andere lidstaat, is het EU-communicatiedocument ontworpen . In deze gevallen geldt:

  1. Het handelsbedrijf of de leverancier verzoekt de fytosanitaire dienst van de lidstaat van origine alle benodigde fytosanitaire informatie te verstrekken op een EU-communicatiedocument. Op dit EU-communicatie document verklaart de betreffende lidstaat welke (aanvullende) inspecties tijdens de teelt (bovenop de eisen voor het EU plantenpaspoort) zijn uitgevoerd en aan welke eisen de groeiplaats voldoet, conform de eisen die zijn gesteld in de invoervergunning of wetgeving van het betreffende derde land. 
  2. De exporteur dient deze verklaring te tonen bij export keuring in Nederland. Mede op basis van die verklaring wordt bij export vanuit Nederland het exportcertificaat model 1 afgegeven met vermelding van lidstaat van origine. Het EU-communicatie document is geen bijlage bij een fytosanitair certificaat. Dat is zo binnen de EU overeengekomen. 
  3. Afgifte van een re-export certificaat model 20 is niet mogelijk omdat er geen sprake is van een fytosanitair certificaat gericht aan Nederland. 

Aandachtspunten
Handelsbedrijven dienen zich op voorhand bewust te zijn van het feit dat:

  • In geval van producten van niet Nederlandse origine het van belang is na te gaan in hoeverre een derde land fytosanitaire eisen stelt die betrekking hebben op de teeltfase in het land van origine die niet op het moment van export kunnen worden geverifieerd tijdens exportinspectie en/of met een aanvullende toets. 
  • LET OP: Indien dergelijke fytosanitaire eisen t.a.v. groeiplaats of uitgevoerde inspecties niet worden gedekt door het EU-communicatiedocument of het fytosanitair certificaat uit het land van origine dan kan geen export certificering (of afgifte replacement) plaatsvinden omdat niet kan worden gegarandeerd dat aan de eisen van het 3e land wordt voldaan. 
  • Om deze problemen te voorkomen dienen exporteurs er voor te zorgen dat ze tijdig bekend zijn met de eisen van het 3e land in relatie tot de origine van het product, zodat de producent tijdig kan zorgen voor aanvullende inspecties tijdens de teelt in het land van productie. 
  • De fytosanitaire autoriteit in het land van teelt is bevoegd om met het derde land van bestemming overleg te voeren over de wijze waarop aan de gevraagde garanties met betrekking tot de teeltfase kan worden voldaan. De NVWA kan hierover niet in contact treden met het betreffende derde land. Eventuele problemen dienen door handelsbedrijven en/of leveranciers aangekaart te worden bij de fytosanitaire autoriteit in het land van origine. 
  • Juiste vermelding van land van herkomst op de labels. 

Indien er zich problemen dreigen voor te doen (bijvoorbeeld omdat het ontvangene land een re-export certificaat (model 20) vereist, terwijl Nederland een export certificaat (model 1) heeft afgegeven op basis van een EU communicatiedocument) kan de NVWA in overleg met het ministerie van EZ contact opnemen met de autoriteiten in het betreffende land over de bij de zending behorende documenten. Op basis van de interpretatie van ISPM 12 is de Nederlandse overheid van mening dat derde landen ook een exportcertificaat model 1 met vermelding van de origine moeten accepteren. De meeste landen accepteren dat uiteindelijk ook. Echter, er zijn nog steeds landen die van mening zijn dat ISPM 12 de ruimte biedt om het re-export certificaat model 20 te eisen als er eisen van kracht zijn op het gebied van veldinspecties. In die landen is import met model 1 onmogelijk. Dit geldt o.a. voor een land als Noorwegen.

« Terug

Archief > 2015 > april

Sluiten